De dialoog wordt in onze samenleving gezien als oplossing voor bijna alle problemen, zo stelde Noelle Aarts onlangs vast tijdens haar inaugurele rede als hoogleraar strategische Communicatie en verandering. Maar wie nationale debatten over vluchtelingen en Zwarte Piet volgt, krijgt de indruk dat de dialoog niet de oplossing, maar eerder het probleem is. Waarom komen we er zo slecht uit? Laten we, een week voor de intocht van Sinterklaas, de zwartepietendiscussie onder de loep nemen. Het volgende plaatje kan daarbij helpen:
Discussies in het groene gedeelte gaan over de ‘inhoud’: meningen, argumenten, feiten. De rode gedeelten gaan over ‘status’: identiteit, respect, gekrenktheid. De groene vlakken gaan over opvattingen, de rode over een trillende lip en een verhoogde bloeddruk.
Hét recept voor polarisatie is om twee partijen te mobiliseren die onder het mom van een gesprek over de inhoud een strijd over status voeren. Dat doen we doorlopend. Kijk maar naar het vluchtelingendebat of naar al die hoogoplopende meningsverschillen op je werk.
Binnen het groene gedeelte kun je tot oplossingen komen, zelfs als je het pertinent met elkaar oneens bent. Je zou dat, verwijzend naar een term van politiek filosoof John Rawls, ‘overlappende consensus’ kunnen noemen. Je bereikt overeenstemming over een rechtvaardige oplossing, terwijl je het hartstikke oneens blijft over het onderliggende vraagstuk.
Overigens valt dat laatste dikwijls mee. De meeste mensen zijn bij complexe onderwerpen helemaal niet uitgesproken voor of tegen, maar hebben gemengde, meervoudige en soms tegenstrijdige gevoelens en gedachten. Die nuances verdwijnen als de dialoog in het rood belandt. De kans op consensus tussen de rode tegenpolen is nihil. Hoe meer debat je organiseert, hoe erger het wordt. Je tegenstander is lont, vonk en kruitvat tegelijk.
Het beeld van de discussie over Zwarte Piet wordt sterk bepaald door opgewonden voor- en tegenstanders. Maar ondertussen lijkt een zwijgzame meerderheid wel degelijk bezig een overlappende consensus te smeden. Op steeds meer plaatsen nemen roetpieten, kleurpieten en witte pieten de rol van Zwarte Piet over. Is al het gepolariseer dan toch niet zo erg als we dachten? Heeft het misschien toch zin gehad? Democratie in vol ornaat? Het valt te betwijfelen. De pietenkwestie laat vooral zien hoe een op zichzelf oplosbare kwestie in een storm van ruzies, dreigementen en scheldpartijen kan uitmonden. Dat draagt bij aan een verstard en zurig dialoogklimaat, zelfs al houdt een nuchtere onderstroom het hoofd koel.
Hoe kan het beter? Vier tips:
- Als je een dialoog wilt voeren, zorg dan dat je in de groene zone blijft. Zorg voor een positieve sfeer waarin statusbedreigingen en gevoelens van dwang en uitsluiting worden vermeden.
- Let op groepseffecten. Vaak lukt een gesprek over emotioneel geladen onderwerpen alleen in een kleinere, meer persoonlijke setting, onder zorgvuldige begeleiding. Niet doen: grote, emotioneel geladen groepen tegenover elkaar, of bijvoorbeeld tegenover gehate bestuurders zetten en hopen dat het goed komt. Na afloop zijn beide partijen nog bozer en nog overtuigder van hun gelijk.
- Als de opvattingen in de rode zone (‘ik ben geen racist’) werkelijk issues zijn, benoem deze dan en praat erover in een groene setting. Het kan enorm helpen als gespreksdeelnemers impliciete aannames expliciet wegnemen: ‘Ik vind jou absoluut geen racist, maar ik vind wel dat er iets moet gebeuren.’ Voorkom dat het gesprek waar het ‘eigenlijk’ over gaat, verstopt blijft onder ‘inhoudelijke’ argumenten.
- Benoem waar je het over oneens blijft. Besteed vervolgens je energie aan het ontdekken van waarden en doelen die je wel deelt.